Mevrouw Klein 

 

“Waar is mijn man?”

“Die is even een boodschap doen.” antwoordt de verzorgster.

“Wilt U fruit?”

“Ja, maar niet alles,  ik wil wat bewaren voor mijn man.”

“U kunt gewoon alles opeten hoor.

Als Uw man terugkomt hebt ik nog fruit genoeg voor Uw man.”

 

“Gaat U boven eens kijken of het goed gaat met mijn man”.

“Weet U waar mijn man is?”

“Ik denk dat hij even een boodschap doet.”

 

 

Ik loop naar de kleine vrouw toe.

Ze zit in een rolstoel.

 Ik zag haar nog niet eerder.

 

“Is die kleine magere al weg?”

In haar ogen staat een vragende blik.

“Wat zegt U nu?

Die kleine magere?” zeg ik lachend

terwijl ik me naar haar toebuig en door mijn  knieën zak.

Ze schiet ook in de lach.

 

“Ik weet haar naam niet meer…

Dat vergeet ik gewoon.

 Ik kan het niet onthouden.”

“Dat geeft toch niets,

dan vraagt U gewoon nog een keer hoe ze heet.

Dan zegt U gewoon: Ik ben even je naam kwijt.”

 

“Ja, maar dat vind ik vervelend.”

“Ach, ik vergeet ook vaak een naam.

Als dat gebeurt zeg ik gewoon:

Hoe was je naam ook al weer?”

“Goh…” zegt ze terwijl ze me doordringend aankijkt.

“Heeft U dat ook al?

En U bent nog zo jong?”

 

 ...............

 

Ze draait haar rolstoel.

“Ik weet niet hoe dat moet…”zegt ze

Ik kijk of ik kan ontdekken wat ze bedoelt en zeg:

“Kijk Uw rolstoel staat op de rem.

Ik haal hem er voor U af.”

“Waar moet ik nu naar toe?”

 “Kijk zelf maar eens,

waar U kunt gaan zitten met Uw stoel.”

Ze draait nog een rondje met de rolstoel

“Zal ik U aan de tafel zetten?”

Weer die vragende blik.

 

Ik schuif haar rolstoel dicht bij de tafel.

Na een paar minuten

rolt ze ritmisch

met haar rolstoel tegen de tafel aan.

Bij elke beweging

gaat er steeds een schokje door de tafel heen.

 

In een vaste cadans.

Ritmisch.

Met een vaste structuur.

Wellicht geeft dit haar eventjes de houvast

die zij nodig heeft op dit moment.