Vanmorgen belde ik naar het Grasland,

de afdeling van het woonzorg centrum waar ik regelmatig op bezoek ga.

 “Komt het uit als ik vanmiddag langs kom?

Ik wil graag wat spelletjes doen met de mensen bij jullie op de afdeling. 

Misschien kan ik met Petjes-man

weer eens een knikkertje rollen op de jodelbaan.

 

 

Misschien vindt Pianovrouw het wel leuk om een spelletje met mij te doen.”

“Fijn dat je weer wilt komen, kun je er vanmiddag om half drie zijn?”

“Ja, dat komt me prima uit! Tot straks.”

 

Ik pak mijn groene rolkoffer met daarin het knikkerspel

en wat spelletjes van vroeger.

Voor de zekerheid neem ik mijn kleine gitaartje mee.

Maar vandaag wil ik eigenlijk geen gebruik maken van muziek.

Ik hoop vandaag op andere manieren meerdere zintuigen te prikkelen.

Ik wil me graag richten op activiteiten

waarbij ook de motoriek gestimuleerd wordt.

Ben benieuwd.

 

Om half drie kom ik aan bij het Grasland.

Het is druk op de afdeling.

Verschillende mensen hebben bezoek.

Petjesman zit weer aan zijn eigen vierkante tafel,

Piano vrouw zit erbij.

Misschien zijn ze zo wel neergezet samen,

omdat ik gezegd had dat ik graag iets met deze mensen wilde doen.

 

Eerst ga ik bij alle mensen langs om ze gedag te zeggen,

te laten voelen hoe koud mijn handen zijn doordat het buiten guur en koud is.

Een klein praatje om te horen hoe het met ze is.

Een moment van aandacht voor iedereen.

 

Dan valt mijn oog op een mevrouw achter mij.

Ze zit in een stoel met daarnaast haar rollator.

“Ik heb U nog niet eerder gezien.”

“Dat kan, ik woon hier pas.”

 Ze komt nog vrij kwiek op mij over,

ik noem haar daarom in dit schrijven mevrouw Kwiek.

 

Ik schuif aan bij Petjesman en Piano-vrouw.

Na vijf minuten komt er een vrouw de afdeling op lopen.

Ze vraagt aan Piano-vrouw of ze met haar meegaat.

Het is haar zus.

“We gaan er even tussen uit.” zegt ze.

 Ze zeggen ons gedag en gaan op weg.

Ik kom.

 Piano-vrouw  gaat.

Dit is hoe het soms kan gaan.

 

De eerst verzorgende vindt het jammer

dat ze weggaat op het moment dat ik er net ben.

Mij maakt het niets uit,

er blijven genoeg mensen over om nog iets mee te doen.

Zij krijgt nu aandacht van haar zus.

Dat zal heerlijk voor haar zijn en daar gaat het om.

 

…………………

 

Ik zet het knikkerspel op de tafel bij Petjesman.

Het lijkt of hij het spel herkent van mijn vorige bezoek.

Op het moment dat ik het spel voor hem neerzet,

pakt hij het gelijk stevig in zijn handen vast.

Alsof of hij het spel niet meer wil loslaten,

zo stevig heeft hij het vast.

 

Dan pak ik het doosje met de knikkers en maak het open.

Ik leid hem af door de knikkers te laten zien.

Op het moment dat zijn stevige greep iets losser wordt,

haal ik het spel uit zijn handen

en zet het op tafel net buiten zijn bereik.

 

De tafel is op een paar plekken een beetje plakkerig.

Ik loop naar de keuken om een doekje te halen.

Ik maak het doekje nat onder de kraan.

Een harde schreeuw klinkt nu door de ruimte.

“Hé, hé, hé!” zo roept Petjesman mij na.

Ik wring het doekje uit.

“Ja, ja, ik kom er aan.”

 

Ik haal het doekje over de tafel .

“Even de tafel schoonmaken hoor.”

En weer loop ik terug naar de keuken.

Het roepen wordt nu schelden.

“Nou, nou, dat is een goed teken.

Hij vindt het vervelend dat je weggaat.” aldus de eerstverzorgende.

“Er gebeurt nu iets, hij reageert in ieder geval.”

Mijn eigen gevoel hierover is minder positief.

 

Ik kijk Petjesman eens goed aan.

“Volgens mij heb je er zin in.” zeg ik.

Zijn gezicht staat op onweer.

 

Ik pak een knikker uit het kistje.

Stop de knikker in het gaatje.

En daar gaat ie,

al rollend naar beneden

om tenslotte luid tinkelend

over het trappetje

bij de holletjes met de puntentelling

uit te komen.

 

Dan nog één

en nog één.

Het tinkelen volgt elkaar

steeds sneller op.

 

En dan… een twinkeling

in de ogen van Petjesman.

Ik houd mijn geopende hand

met daarop een fel gekleurde knikker

voor zijn hand.

 

Hij pakt de knikker.

Ik wijs op het kleine gaatje

waar de knikker in moet.

Petjesman stopt de knikker erin.

 

Dan ineens komt daar een vrouw aangelopen.

“Zo, zo…” zegt ze. 

Ze bekijkt het schouwspel eens goed.

“Hallo, daar ben ik weer. Eerst een kus.”

Ze kust hem op zijn voorhoofd.

 

Ze pakt een stoel en schuift aan bij de vierkante tafel.

“Dag mevrouw,

ik ben Angela en ik kom regelmatig op deze afdeling

om muziek te maken of een spelletje te doen.”

“Leuk.” zegt ze.

 

“Bent U zijn vrouw?”

“Ja… het enige wat ie wil is aandacht.

En als ie dat maar krijgt heeft ie het naar zijn zin.

Zo gaat het zijn hele leven al.”

 

Ze vertelt over haar man, en ook dat hij angstig is

en waardoor dat zo gekomen is.

  

Ik zie haar man van gedrag veranderen.

Zijn oogopslag wordt donker.

De twinkeling is weg.

 Het lijkt of hij door heeft

dat er óver hem gepraat wordt en niet mét hem.

 

Van spelen met de knikkers is nu geen sprake meer.

Zouden jaloezie gevoelens van zijn kant hierbij een rol spelen?  

Hij moet nu mijn aandacht delen met zijn vrouw.

Of het echt zo is, zal ik niet te weten komen.

 

Petjesman pakt het knikkerspel nu weer vast

in die stevige greep van zojuist.

Hij lijkt niet meer van plan om los te laten.

“Nee dat kan niet, man.” zegt zijn vrouw.

“Laat het nu maar los, anders gaat het zo nog kapot.”

 

Weer leid ik zijn aandacht af

nu met een mooie glimmende stuiter.

Ik haal het knikkerspel uit zijn handen en ruim het op.

“Zo het spel is nu afgelopen.” zeg ik hem.

Ik wikkel het knikkerspel in een groene doek

en berg het op in mijn koffer.

De knikkers stop ik in het kistje.

Ik zeg hem gedag

en laat hem voor nu samen met zijn lieve vrouw.

 

…………………………………

  

Later,

als ik mijn jas aan trek om weer naar huis te gaan

zie ik ineens Piano-vrouw op de bank zitten

naast Fritsje, haar kat.

Ik zeg: “Nou dat is ook wat…wil ik net weggaan…

bent U ineens weer terug…

nou dan blijf ik nog even.”

 

Ik zet mij naast haar op de bank,

mijn appeltjesgroene jack nog aan.

Ik kijk haar vrolijk aan en trek langzaam mijn jasje uit.

“Moet je niet naar huis?”

“Nee, want ik vind het niet leuk om nu gelijk weg te gaan.

Vanmiddag kwam ik en toen ging U weg.

Nu zou ik weggaan als U komt,

nee dat doe ik niet, ik blijf gewoon nog even.”

 

“Wat is die kat van U lief…”

“O ja, het is een hele lieve kat.”

“Het is fijn dat hij er is…

Niet alleen voor U

Maar ook voor de andere mensen.

Zij knuffelen ook met hem, net als U.”

“Ja, hij is lief.”

 

“En wat me op viel….hij haalt niet uit hè?”

Al gebarend met mijn nagels

ondersteun ik hetgeen ik tegen haar zeg.

“Nee, dat zal hij nooit doen..”

“Hij is al lang bij U hè?”

“Ja… al heel lang.”

“Kreeg U hem toen ie net geboren was?”

“Dat weet ik niet meer.

Maar hij is al heel lang bij me.”

“Nu je weer terug bent,

kruipt ie wel gelijk lekker naast je op de bank.

Hij zoekt je dus gelijk weer op.”

 

Bewust schakel ik over naar je in plaats van U ,

het lijkt of de afstand tussen ons dan iets kleiner wordt.

 

Ik trek mijn felgroene jack weer aan.

“Ik stap eens op,

ik ruik het eten hier al, mijn lievelingskostje witlof.”

 

Mevrouw Kwiek komt naar me toe met een beeldwoorden puzzelboekje.

“Wat leuk, laat eens zien wat U daar heeft?”

Ik trek mijn felgroene jasje weer uit.

Piano-vrouw kijkt me ietwat verbaasd aan.

Het is intussen al  10 over half vijf.

“Ga je nog niet weg?”

“Nee…

Eerst even kijken naar het boekje van mevrouw Kwiek.”

 

“Ja het is misschien een beetje moeilijk….”

vervolgt mevrouw Kwiek

Ik sla het boekje open en bekijk samen met haar de raadsels.

De raadsels gaan mijn “jonge” brein ver boven de pet…

Ik zeg haar dat ik het heel moeilijk vind

en dat ik de puzzeltjes ook niet begrijp.

“Het ligt dus niet aan U hoor!”

Ze lacht.

 

En dan, om vijf voor vijf,

trek ik voor de laatste keer mijn jas aan.

Ik neem afscheid,

pak mijn rolkoffer, mijn gitaartje,

en loop de wookamer uit

 

Op de gang druk ik de code in, zodat de deur zich opent

Onder het geluid van de rollende wieltjes van mijn koffer

loop ik nog nagenietend

door de lange gangen

het huis uit naar buiten.